Gods karakter als fundament

Gepubliceerd op 31 januari 2025 om 16:44

God roept Mozes (Ex.3) en stelt zich voor als de God van zijn voorvaderen Abraham, Izak en Jakob. Vervolgens vertelt God hem dat Hij het geroep van Zijn volk in Egypte gehoord heeft, hun leed gezien en komt Hij terug op de belofte die Hij aan de genoemde voorvaderen gedaan had over het beloofde land. Hij geeft aan dat het Zijn tijd is om die beloften te vervullen en dat Mozes hierin zijn rol moet pakken die God hem geeft. Mozes reageert afwerend: ‘wie ben ik dat ik naar de farao zal gaan en het volk uit zal leiden?’. Hierin klinkt door dat hij het ziet als een opdracht van God, die hij alleen uit moet voeren. God wijst hem erop dat Hij geen opdracht geeft en hem verder in de steek laat in afwachting van het resultaat, zonder Zijn verder inmenging. In eerste instantie beloofd Hij zelf mee te gaan, waarmee Mozes’ rol in perspectief gezet wordt. Daarna verzekert God Mozes van de uitkomst, door een belofte te geven voor na de uittocht. God geeft hiermee aan dat het een vaststaand feit is, dat die uittocht dus zal gaan plaats vinden. Mozes twijfel is hiermee niet weggenomen. Hij denkt dat het volk zal twijfelen aan zijn autoriteit van spreken, als hij verwijst naar hun voorvaderen en hun God. Hij verwacht dat ze zullen vragen: ‘Wat is Zijn Naam?’ Hij formuleert het niet als ‘Welke god?’, alsof ze niet begrijpen welke van de gediende (af)goden Mozes zal bedoelen. Hij verwacht dezelfde vertwijfeling bij het volk als dat hij zelf lijkt te hebben. Misschien wel herkenbaar, als we zelf beloften ontvangen, waarbij we ‘alleen maar’ moeten vertrouwen op Gods karakter. Stellen we dan ook niet stiekem de vraag: ‘weet U het wel zeker?’, ‘Is deze belofte echt van U?’.

God zegt ‘Ik ben die ik ben’, dat is Mijn eeuwige naam. Ik ben de God van jullie voorvaders, maar ook de God van jullie, namelijk de God van generatie op generatie tot in eeuwigheid. De God die Zijn beloften aan jullie zal waarmaken. De God die de uittocht mogelijk zal maken, door zelf Mijn krachten te tonen, waardoor jullie Mijn aanwezigheid zullen zien.

Enige tijd later komt Mozes toch weer met de klachten van het volk en zijn eigen aanklacht bij God terecht (Ex. 5). God herinnert Mozes nogmaals aan wie Hij is, de God van de voorvaderen, de God die hen het beloofde land zal geven. Maar God doet nog een stap dichterbij, door zichzelf te introduceren met nog een nieuwe naam: Heere, JHWH. De visies verschillen hierover, of het werkelijk een nieuwe naam is, of dat God uitleg geeft over de betekenis van Zijn naam. God was namelijk bekend als ‘de Almachtige’. Zoals je bijvoorbeeld iemand kunt kennen als Mark, de account, die helpt de financiën beheren binnen de kerkvoogdij, maar je niet werkelijk iemands karakter beschrijft. God was bekend als de Schepper, de Almachtige, de God van hun voorvaderen. Hoor je de afstand die hierin ook doorklinkt, als je dit ziet in de context van de al 400 jaar durende slavernij, waarin het volk verkeert? God wil hier benadrukken dat Hij de God dichtbij is, de God die voor Zijn volk zorgt, hen niet op afstand gade slaat. De climax van dit hoofdstuk, is tegelijkertijd een belofte en een cliffhanger. In vers 6 zegt Hij namelijk: ‘Ik zal U tot Mijn volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn’. Hij blikt hier al vooruit naar de verbondssluiting, het vazalverdrag, op de Sinaï.

Nadat God Zijn beloften heeft waargemaakt, Zijn kracht en wonderen heeft getoond en het volk uit Egypte heeft geleid, zien we het volk hun kamp opslaan in de Sinaï, de dag van de uittocht (Ex. 19). Direct zien we dat God tegen Mozes zegt ‘Zie je wel, dat Ik Mijn beloften nakom? Nu je weet dat Ik dat doe en wie Ik ben, gehoorzaam me dan, neem Mijn verbond in acht en jullie zullen Mijn volk zijn en Ik jullie God.’ God wijst op Zijn karakter, wat Mozes’ eerdere vraag ‘Wat is Zijn naam?’ beantwoord en zelfs aantoont door het geleverde bewijs. Het stapje extra wat de Heere eerder deed, door Zijn naam JHWH toe te lichten, wordt hierin nog verder tot uitdrukking gebracht, door er invulling aan te geven met een verbond. Op die manier benadrukt God Zijn relatie met het volk, zijn nabijheid, Zijn zorg voor hen. Nadat het volk de boodschap heeft gehoord via Mozes en zich geheiligd heeft, keert God weer tot hen, door het verbond werkelijk vorm te geven. Wij kennen dit verbond als de 10 geboden. Hij begint echter niet met de geboden als start. Hij legt de fundering in Zijn eigen karakter, dat de afgelopen periode zo helder is bekendgemaakt, vertelt, te zien was en is. ‘Ik ben(…) de Heere, Uw God, die U uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’ De God die eeuwig is, Zijn beloften nakomt, dichtbij u is, u redt, Ik spreekt tot jullie, Ik wil jullie als Mijn volk, Ik wil jullie God zijn. God benadrukt hiermee ook de relatie weer, voor Hij uitlegt hoe deze nabijheid vormgegeven kan worden. Vlak hiervoor heeft Hij ook Zijn heiligheid nog getoond door de berg Sinaï verboden terrein te verklaren en donder en bliksem te tonen. Het volk hoeft niet bang te zijn, maar moet begrijpen dat deze God, die zo dichtbij is en wil blijven, ook heilig is. God wist toen al hoe vaak we dit verbond zouden verbreken, maar Hij laat in zijn intro al weten: ‘Ik ben de God die red’. Wanneer Jezus komt en de wet vervult, blijkt hoe God dezelfde blijft, de Eeuwige, die redt, de God die altijd Zijn beloften nakomt, de God die dichtbij ons komt en bij ons wil blijven, die God die een relatie met ons wil. Afhankelijk van je kerkelijke gemeenschap waartoe je behoort, hoor je mogelijk iedere zondag de wet. Wat mooi dat God ons dan nog steeds wil bemoedigen met de eeuwenoude, maar actuele woorden: ‘Ik ben de Heere, Ùw God’. De God die u uit de slavernij van zonden heeft bevrijd of wil bevrijden, gehoorzaam Mij dan toch, zodat ik Uw God kan zijn en jij Mijn kind.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.